Slotfeest

In het slot van Feest! wordt Michiel, Myrna’s vriend, dood gevonden. Lees je liever een ander einde? Moet Michiel blijven leven? Lees dan hieronder verder. Maar pas op! Als Michiel het overleeft, haalt iemand anders de ochtend niet. Weet wat je doet...  

Nadia

Nadia grabbelde naar haar telefoon - die lag nog boven! En daar ging Kat, Kathrania, haar grote liefde. Op weg naar een getatoeëerde spierbundel met een gevangenisverleden. Kat! Ze schreeuwde het, maar alleen van binnen. Kat, mijn lief!
De taxi reed langzaam de hoek om.  Het zweet brak haar uit.
Blijf bij mij!
Zien kon ze het niet, maar Nadia verbeeldde het zich: hoe Kat stijf rechtop zat, beledigd, verdrietig, eenzaam - maar te trots om nog eens de straat in te kijken.
Kom terug! Kat!
Een windje verdampte het zweet, maar ze had het nog steeds heet. Nadia liep met kleine stapjes terug over de steentjes, die opeens ontzettend scherp waren. Toen ze over het gras verder wilde lopen, stootte ze haar voet aan een kei die daar lag voor het mooi. Ze vloekte in het Marokkaans, alle lelijke woorden die ze van haar vader had geërfd. Toen bereikte ze de tegels naast het huis. De voordeur was in het slot gevallen. Ze zou achterom moeten, tussen de feestvierders door moeten lopen. Niemand in haar klas, zelfs Kat niet, had Nadia ooit zien huilen. Ze droogde haar ogen met haar onderarm, haalde haar neus op en ging de garage in.
Het licht was aan binnen. Oscar zat op een krat met oude kranten en telde iets. Hij keek geschrokken op toen Nadia binnenkwam.
‘Shit hé, ik dacht dat de politie terugkwam.’
‘Ik ben het maar.’ Haar tong lag dik in haar mond. Ze schraapte haar keel.
‘Was dat een auto?’
‘Taxi. Kat is weg.’
Oscar keek opgelucht. ‘Ze hadden me bijna gearresteerd. Nu zijn ze achter Romeo en Ronnie aan.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik had geen keus. Snoepje?’ Hij hield haar een viezig xtc-pilletje voor. Het viel half uit elkaar. Ze pakte het aan, ging naast hem zitten op een keukentrapje en stak het in haar mond. Waarom niet? Maar ze kreeg het bijna niet weg, ze had geen spuug.
‘Problemen?’
‘Ja’, zei Nad. ‘Kat is naar die Romeo van jou toe.’ Ze voelde in haar zak. Ze moest Kat waarschuwen... Maar waar was haar telefoon? O ja, boven nog. Nou, dan moest Kat zichzelf maar redden. Zij wilde toch zelf zo nodig met die crimineel?
De deur ging open en Nutash en Rob liepen voorbij, hangend in elkaars armen.
‘Kan ons het schelen’, zei Nutash.
Rob barstte in lachen uit. Ze slingerden naar de deur aan de voorkant en verdwenen.
‘Het soepie vertrekt’, zei Oscar. ‘Alleen de harde kern blijft over.’ Een fles viel om toen hij opstond. Een whiskyfles, nog halfvol; Nadia raapte hem op en zette hem op de oude kranten.
‘Let jij even op’, zei Oscar. ‘Niet aan die pillen zitten, hoor. Ik ga mijn Hawaïaanse halen.’
‘Wat is dat?’ vroeg Nad. Ze was te moe en te verdrietig om haaibaaiig te doen.
‘Paddo’s. Hele sterke.’
‘Cool.’
‘Wil jij ook?’
‘Doe maar.’
‘Echt?’ Hij geloofde haar niet. Maar wat kon het haar schelen? Kat was gewoon vertrokken. Naar een vent. Kat moest haar niet. Ze had opeens een schroeiende dorst.
‘Het is kicken hoor.’
‘Oké.’ Ze schroefde de dop van de whiskyfles. ‘Mag ik hier blijven zitten?’
Maar Oscar was al door de derde deur naar binnen gegaan. Achter hem dook Taco op. Hij zag eruit alsof hij gevochten had.
‘Nadia.’
Ze gaf een ruk met haar hoofd. Niemand noemde haar zo! Wat moest hij van haar? Taco kwam de garage binnen en schopte de deur dicht. Zonder te vragen pakte hij de whiskyfles van haar af en nam een grote teug. Hij viel neer op het krat waarop Oscar had gezeten. Ze wou dat hij ophoepelde.
‘Dus jij hoort er ook bij’, zei Taco. Hij had opgedroogd spuug in zijn mondhoeken en zijn ogen zagen rood. Hij keek haar vijandig aan.
‘Jij komt ook op mijn lijst.’
Wat voor lijst was dat? Van de meisjes waar hij op geilde? Nou, hij ging zijn gang maar. Hij zou de enige niet zijn. Ze rilde - opeens moest ze aan haar stiefvader denken.
‘Je klinkt als Rudy the Racist.’
‘We hebben het niet over films’, zei Taco. ‘Dit is echt. Creepy shit, man.’ Hij schudde met zijn hoofd als om het helder te krijgen. ‘Dinges... hoe heet het...’
‘Geef me die booze eens terug, schattebout.’
‘Alsof ik daar in trap!’ Gelukkig, hij gaf haar de fles terug. Nadia nam snel twee grote slokken, voor Taco hem weer af zou pakken. Meneer de klassenerd had snel bijgeleerd vanavond.
‘Kat is weg hè.’ Om de een of andere weirde reden sloeg hij opeens een vertrouwelijke toon aan. ‘Ik weet heus wel dat je verliefd op haar bent.’
Nadia staarde hem aan. Eh? Hoe kon die gek dat weten? Niemand praatte ooit met Taco, niemand. En trouwens, niemand wíst het. Kat niet eens. Haar hoofd begon te gloeien. Ze hijgde.
‘En Kat weet het ook’, zei Taco. ‘Je mond hangt open. Dat staat heel dom, hoor. Of doe je dat expres?’ Hij reikte weer naar de fles. Nadia nam gauw nog twee slokken whisky voor hij hem uit haar handen rukte. De wereld draaide even, stond toen weer stil.
Kat. Kat wist dat Nadia verliefd op haar was? Dat kon niet. Taco zélf wist het niet eens. Hij blufte.
‘Je bluft’, zei Nadia moeizaam.
‘Ja?’ Taco glimlachte.
Ze had hem nooit eerder zien lachen. Het zag er verdomd griezelig uit. Zo’n traag seriemoordenaarslachje.
‘En waarom ging Kat er dan zo opeens vandoor daarstraks?’ Hij zette de fles op de grond en keek haar afwachtend aan.
‘Je lult maar wat.’ Of wist Taco iets dat haar ontgaan was?
Hij bleef glimlachen. ‘Omdat Kat in paniek was. Omdat Kat begreep dat het waar was wat ik zei.’
Ze begon opnieuw te zweten. Maar ze moest het wel vragen: ‘Wat zei je dan?’
‘O gewoon.’ Taco legde zijn handen op zijn knieën en spreidde zijn vingers uit. ‘Wat iedereen weet. Wat iedereen kan zien. Dat je haar nooit los zal laten. Lieve kleine Nad, hè? Een octopus! Met zuignappen, wurgarmen. Je hebt je aan haar vastgezogen. Je maakt haar liever dood dan je haar laat gaan.’
‘Gelul’, fluisterde Nad. ‘Hoe... kom... hoe kom je er...’ Praten leek plotseling te moeilijk.
‘Geobsedeerd’, zei Taco. “Je bent geobsedeerd door Kat. Zoals Michiel geobsedeerd is door jou. Heel lastig, zo’n obsessie. Je verliest het contact met de werkelijkheid.’ Hij lachte opeens hardop. ‘Heb je het gemerkt?’ zei hij. ‘Toen ze Michiel straks wilden straffen. Toen zei ik dat hij op Kat geilt. Maar hij geilt op jou. Ik weet alles. Ik laat het alleen niet merken. Ik ben een schaduw. Ongrijpbaar. En jij bent een octopus. Ik weet alles. Ook van jullie verraad. Wat jullie probeerden te doen.’
‘Hou je mond’, fluisterde Nad. Wist hij ook hoe ze Michiel had gebruikt? Hoe dan? Liep die engerd soms overal te spioneren?
‘Maar Kat is gevlucht’, zei Taco. Hij drukte zich overeind. ‘Kat wist niet hoe gauw ze weg moest komen. Ze walgt van je, weet je dat? “Vieze pot”, zei ze. Dus zo denkt Kat erover.’ Hij wuifde treiterig. ‘Doeidoei roze dromen.’
Nad schudde haar hoofd - het kon niet waar zijn. Hij loog. Hij lulde maar wat. Probeerde haar alleen maar op stang te jagen.
Maar ze wist dat het wél waar was. Kat walgde van haar. Ze had het eerder die avond meer dan duidelijk gemaakt. Ik ga dus niet met een pot in het bubbelbad. Gadverdamme...
‘Het kwartje is gevallen, hè?’ zei Taco. ‘Dan laat ik je maar. Prettige avond verder.’ Hij bukte, pakte de fles, viel bijna om, maar vond net op tijd zijn evenwicht. Hij stak haar de fles toe met de hals naar voren.
‘Doet wonderen’, zei hij. Toen ze hem niet aanpakte, zette hij hem weer neer, heel langzaam en precies, tussen haar voeten. ‘Geniet, maar drink met mate’, zei hij.
Achterlijke zool. Hij nam de deur die toegang gaf tot het huis. Hij moest zich aan de deurpost overeind houden.
Zodra de deur dichtviel, greep Nadia de fles. Ze was niet van plan maat te houden.
Toen er even later een klasgenoot door de garage kwam, was ze eerst niet in staat hem te herkennen. Ze probeerde te focussen.
‘Gaat het?’ vroeg hij. Het was Michiel.
Ze wuifde dat hij door moest lopen. Hij verdween in de beginnende dag.
Nee, het ging niet. Het ging helemaal niet meer.

Michiel

Moest hij niet teruggaan? Nad zag er helemaal niet oké uit. Ze had wel half en half geglimlacht, maar haar ogen stonden raar in haar hoofd. Het kon best dat ze om hem was gaan zuipen; tenslotte was hij was vreemdgegaan met haar. Nadat ze was weggegaan had hij een tijdje geslapen en nu had hij spijt. Maar dat was te laat. Myrna was al boos geweest voordat het gebeurde. Ze had hem met Engel zien zoenen en ze zou horen dat hij met Nad had gevreeën. Of tenminste zo’n beetje. Hoe kon hij het ooit goedmaken?
Naar Nad terug dan? Ze lag zo raar tegen de muur; ze zag eruit of ze niet meer op haar benen kon staan. Hij zou haar naar huis moeten brengen, achter op de fiets, maar dat zou een hele toer zijn. Het zou al licht zijn als ze er eindelijk waren. Hij zou misschien met de enge stiefvader moeten praten. Klappen krijgen. Waarom zou hij dat moeten doen? Ze hadden geen verkering of zo.
En als hij dan thuiskwam, moest hij meteen door naar het voetbalveld. Dan was er pas aan het eind van de middag tijd om met Myrna te praten. Dat kon niet. Hij moest het meteen goedmaken. Misschien was haar vader wel dood.
Hij stapte van zijn fiets, midden op straat, en pakte zijn mobiel. Hij kon niet meer wachten. Myrna was weggegaan zonder afscheid te nemen. Oké, dat snapte hij. Hij had met een ander meisje liggen vrijen. Nou ja, vrijen - ze hadden niet eens echt gezoend. Maar ze waren toch bloot geweest. Myrna had het recht om boos te zijn. Maar niet lang. Want hij hield van haar, alleen van haar, en hij zou altijd van haar blijven houden.
Ze fluisterde.
‘Ik kan hier niet praten! Ik zit in het ziekenhuis, idioot. Ze zijn nog bezig met mijn vader!’
Michiel nam een besluit.
‘Ik kom naar je toe.’
‘Hoeft niet. Wil ik niet.’
‘Daar stink ik niet meer in. Ik hoor bij jou te zijn vannacht.’
‘O ja? Zeg dat maar tegen Nad.’
‘Dat met Nad stelde niks voor. Ik hou van jóú, ik bén van jou. Helemaal.’
Het bleef stil aan de andere kant.
‘Muppet?’
‘Oké dan’, zei Myrna. Ze klonk vreemd doods. Alsof ze niet meer kón. Hij moest opschieten. Zijn arm om haar heen, zijn schouder.
Achter hem klonk een sirene. Michiel moest maken dat hij aan de kant kwam; zijn telefoon vloog uit zijn hand en gleed naar de goot. Toen hij hem opraapte, kreeg hij een handvat in zijn oog. Sterretjes. Dit was echt de laatste keer dat hij zich zo volgegoten had!
Het was een ambulance. Hij scheerde zo dicht langs Michiel, dat zijn haar opwaaide.
‘Myrna? Ben je er nog?’
‘Kom nou maar hier’, zei ze.

Myrna

Eerst zat ze heel lang met haar moeders hand in de hare. Daarna was haar moeder opeens weg, met een dokter mee. Toen zat ze alleen. Af en toe liep er een verpleegkundige langs. Soms werd er met bedden gerend. Een brancard werd tussen de flapdeuren naar de operatiekamers geduwd. Daarachter aan...
‘Hier mag u niet binnen, mevrouw’, zei een vriendelijke stem. Myrna stond op. Ze had het vast niet goed gezien.
Maar huilen zoals dit had ze vaker gehoord. Die stem kende ze heel goed.
‘U kunt daar wachten, we komen het u meteen vertellen als ze...’
Myrna wilde opzij stappen, maar ze was te laat. Nads moeder herkende haar, viel in haar armen.
‘O Myr, wat fijn om je te zien. Nadia is... Ze was... Het was toch gewoon een feestje? Een beetje dronken, dat is alles. Nadis heeft de conditie van een beer! Ze kan toch niet zomaar...’
Nadia! Nog maar een uurtje geleden had Myrna haar doodgewenst. Nu was ze opeens weer haar beste vriendin.
‘Wat is er met haar?’
Nads moeder liet zich op een stoel zakken. Haar billen bloesden er aan twee kanten overheen. Myrna ging naast haar zitten. Weer een hand om vast te houden. Wat was er met Nad?
‘Ze heeft pillen genomen.’
Myrna werd koud van binnen. Pillen? Die klote-Oscar ook, met zijn snoepjes!
‘Maar... aan xtc ga je niet dood’, stamelde ze. ‘Het komt wel goed.’
Nads moeder keek haar met grote ogen aan. ‘Denk je?’
Myrna knikte. Doodsbang. Niet alleen om Nad. Ook dat ze haar de schuld zouden geven. Omdat zij er geweest was, op dat feest. Omdat zij Nad niet had tegengehouden. Omdat zij Nad had doodgewenst. Dat kon niemand weten. Maar ze zouden het aan haar kunnen zien.
Toen kwam de verpleger de wachtkamer in, en aan zijn gezicht zag Myrna wat hij ging zeggen.
Maar hij zei het niet. Hij hielp Nads moeder overeind, en zei zacht: ‘De dokter wacht op u.’
Myrna bleef zitten. Als het goed nieuws was, had hij het wel gezegd. Dus Nad was dood. Nad dood? Dat kon toch niet. Haar Naddel! Ze staarde strak naar de vloer. Als ze niet bewoog, zou het niet waar worden. Haar tenen werden koud, haar vingers versteenden, maar Myrna verroerde zich niet.
Aan haar ene kant kwam Michiel zitten. Hij sloeg zijn arm om haar heen. Aan haar andere kant zat opeens Elsie. Elsie, die zei: ‘Het komt goed, o meisiekind, het komt helemaal goed, ik heb al even met je vader gepraat’, en die ook een arm om haar heensloeg. Zo had ze het minder koud. Maar ze bleef stijf zitten.
Toen drukte Michiel haar hoofd tegen zijn schouder.
‘Je mag best huilen, hoor muppet.’
Dat deed ze toen.

 

Lydia Rood